Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dek op
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
opdekken

dek (...) op

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opdekken
    • Ik dek op. 
  2. gebiedende wijs van opdekken
    • Dek op! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opdekken
    • Dek je op? 

Gangbaarheid