deeltijdboeren
- Geluid: deeltijdboeren (hulp, bestand)
- IPA: / ˈdeltɛidˌburə(n) / (4 lettergrepen)
- deel·tijd·boe·ren
- ww: afgeleid van deeltijdboer zn met het achtervoegsel -en
- zn: deeltijdboer zn met uitgang -en
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
deeltijdboeren |
- |
- |
onvolledig |
deeltijdboeren
- inergatief naast andere inkomstenbronnen ook een landbouwbedrijf hebben
- ▸ Zelfs deeltijdboeren lijkt weer in.[1]
de deeltijdboeren mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord deeltijdboer
- ▸ Op de studiedag waren boeren aanwezig die de afgelopen vijftien jaar hun traditionele bedrijfsvoering zachtjesaan op ecologische leest hebben geschoeid. Opvallend veel deeltijdboeren geven acte de présence.[2]
- Het woord 'deeltijdboeren' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron Jan SloothaakBoer zoekt nieuwe bestaansbron : Wetenschap ontwikkelt visie op heroriëntatie, de streek vult zelf in in: Trouw , jrg. 53 nr. 15472 (28 maart 1995), Organisatie Trouw, Meppel, p. 9 kol. 3
- ↑ Weblink bron René DiddeJaloers op de ecologische boer in: De Volkskrant , jrg. 72 nr. 21143 (5 februari 1994), NV De Volkskrant, 's-Hertogenbosch, p. 73 (Vervolg 21) kol. 2