Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • deel uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitdelen

deel uit

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitdelen
    • Ik deel uit. 
  2. gebiedende wijs van uitdelen
    • Deel uit! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitdelen
    • Deel je uit? 


Gangbaarheid