deden tekort
- de·den te·kort
vervoeging van |
---|
tekortdoen |
deden tekort
- meervoud verleden tijd van tekortdoen
- Wij deden tekort.
- Jullie deden tekort.
- Zij deden tekort.
- Wij deden tekort.
- Het woord deden tekort staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.