Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·cor·stuk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord decorstuk decorstukken
verkleinwoord decorstukje decorstukjes

Zelfstandig naamwoord

het decorstuko

  1. deel van het decor
    • Het verlies van de decorstukken en rekwisieten, deel van het collectieve ‘theatergeheugen’, deed de toneelwereld opschrikken. Het maakt de vraag actueel hoe gezelschappen eigenlijk omgaan met hun decors, zowel tijdens de tournee als na afloop. Wat gebeurt ermee? Welke risico’s zijn er? Zijn ze brandgevaarlijk? Hoe vaak worden ze bewaard om opnieuw gebruikt te kunnen worden? [2] 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Kester Freriks 6 januari 2017
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be