Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·com·pen·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
decompenseren
decompenseerde
gedecompenseerd
zwak -d volledig

Werkwoord

decompenseren

  1. ergatief (van personen) decompensatie vertonen
    • Binnen een half jaar decompenseerde ze opnieuw, maar nu konden we zien hoe dat gebeurde.[1] 
Antoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Geen gebrek.
    Paul Koch
    2005 ISBN 9031344842