• dash
  • van het Engels
enkelvoud meervoud
naamwoord dash dashes
verkleinwoord dasheje dashejes

dash

  1. een liggend streepje: -
vervoeging van
dashen

dash

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dashen
    • Ik dash. 
  2. gebiedende wijs van dashen
    • Dash! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dashen
    • Dash je?