• croo·nen
  • uit het Engels

croonen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
croonen
croonde
gecroond
zwak -d volledig
  1. zacht en sentimenteel zingen
     Hij kan croonen als Pete Doherty, schreeuwen als Brandon Flowers, kwinkeleren als Jeff Buckley, lamenteren als Ryan Adams en rocken als Bruce Springsteen. Veelbelovend, maar soms nog wat stuurloos en onevenwichtig.[1]
     Het is Williams blijkbaar een doorn in het oog dat crooner Michael Bublé weinig hoeft te doen om zichzelf jaarlijks op de kerstkaart te zetten sinds hij in 2011 Christmas uitbracht.[2]
34 % van de Nederlanders;
52 % van de Vlamingen.[3]
  1.   Weblink bron
    Stefan Raatgever en Mark Roos
    “De nieuwe albums van deze week: Sting & Shaggy, Isaac Gracie en meer” (22-04-2018), Tubantia
  2.   Weblink bron “Wie is de kerstkoning?” (13 dec. 2019), De Telegraaf
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be