cosa v

  1. ding


  • co·sa
enkelvoud meervoud
cosa cose

cosa v

  1. ding


  • co·sa
  • Afkomstig van het Latijnse causa.
enkelvoud meervoud
cosa cosas

cosa v

  1. ding, zaak, iets
  2. voorwerp
  3. kwestie, onderwerp
    «coge tus cosas
    Neem je dingen.
    «no he visto cosa igual.»
    zoiets heb ik nog nooit gezien
vervoeging van
coser

cosa

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van coser
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van coser
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van coser