Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·ver·gen·te

Bijvoeglijk naamwoord

convergente

  1. verbogen vorm van de stellende trap van convergent


Frans

Bijvoeglijk naamwoord

convergente

  1. vrouwelijk enkelvoud van convergent


Spaans

Uitspraak
  • IPA: /komβeɾˈxente/
  enkelvoud meervoud
mannelijk convergente convergentes
vrouwelijk convergente convergentes

Bijvoeglijk naamwoord

convergente

  1. (optica) convergent