controlar
stamtijd | ||
---|---|---|
tegenw. tijd |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
controlo | controlava | controlat |
1e vervoeging | volledig |
controlar
- controleren, inspecteren
- beheersen, besturen, onder controle hebben
- con·tro·lar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
controlar |
controlaba |
controlado |
volledig |
controlar
- onovergankelijk zich in de hand hebben
- overgankelijk controleren, inspecteren
- beheersen, besturen, onder controle hebben
- [2] inspeccionar
- [3] dominar
- controlar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española