contribueren
- con·tri·bu·e·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bijdragen’ voor het eerst aangetroffen in 1454 [1]
- afgeleid van het Franse contribuer (met het voorvoegsel con- en met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
contribueren |
contribueerde |
gecontribueerd |
zwak -d | volledig |
contribueren [3]
1.
- Het woord contribueren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "contribueren" herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "contribueren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ contribueren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be