contactgestoordheid
- con·tact·ge·stoord·heid
- geen meervoud, afgeleid van contactgestoord met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | contactgestoordheid | - |
verkleinwoord | - | - |
de contactgestoordheid v
- (psychologie) het contactgestoord zijn
- Het woord contactgestoordheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.