confectioneren
- con·fec·ti·o·ne·ren
- afgeleid van het Franse confectionner (met het voorvoegsel con- en met het achtervoegsel -eren)
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
confectioneren |
confectioneerde |
geconfectioneerd |
zwak -d | volledig |
confectioneren [1]
- overgankelijk op industriële wijze maken
1.
- Het woord confectioneren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.