confabuleren
- con·fa·bu·le·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
confabuleren |
confabuleerde |
geconfabuleerd |
zwak -d | volledig |
confabuleren [2]
- onzinnige verhalen opdissen
- Het woord confabuleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "confabuleren" herkend door:
38 % | van de Nederlanders; |
44 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ confabuleren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be