concreetheid
- con·creet·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | concreetheid | concreetheden |
verkleinwoord |
de concreetheid v
- het heel tastbaar zijn
- ▸ Maar ondanks de parodistische overduidelijke concreetheid van zowel beeld als geluid was het nog moeilijker om te accepteren dat hij zich werkelijk in een Duitse stad bevond waar hij nauwelijks van had gehoord.[2]
- Het woord concreetheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044633535