competiteren
- com·pe·ti·te·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
competiteren |
competiteerde |
gecompetiteerd |
zwak -d | volledig |
competiteren (bedrijfskunde) (sport) een onderlinge strijd aangaan
- Het woord 'competiteren' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.