competeren
- Geluid: competeren (hulp, bestand)
- com·pe·te·ren
- afgeleid van het Franse compéter of daarvoor van het Latijnse 'competere' (met het achtervoegsel -eren)
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
competeren |
competeerde |
gecompeteerd |
zwak -d | volledig |
competeren [1]
- absoluut (juridisch) rechtmatig toekomen
- [...] het gevolg zoude zijn geweest, dat het Departement van Marine aan de borgen zou hebben uitbetaald, hetgeen hun, als beschadigde borgen, competeerde [...][2]
- Het woord competeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ blz 707 Regtsgeleerd bijblad: behoorende tot de Nieuwe bijdragen voor regstgeleerdheid en wetgeving, Volume 12 1862