collaberen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: collaberen (hulp, bestand)
Woordafbreking
- col·la·be·ren
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van het Latijnse 'collabi' (instorten, ineenzinken) met het voorvoegsel col- [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
collaberen |
collabeerde |
gecollabeerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
collaberen
- ergatief, (medisch) flauwvallen
- ergatief, (medisch) samenvallen, ineenschrompelen van bijvoorbeeld een long, bloedvaten of bloedvatwanden
Gangbaarheid
- Het woord 'collaberen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.