Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • col·la·be·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
collaberen
collabeerde
gecollabeerd
zwak -d volledig

Werkwoord

collaberen

  1. ergatief, (medisch) flauwvallen
  2. ergatief, (medisch) samenvallen, ineenschrompelen van bijvoorbeeld een long, bloedvaten of bloedvatwanden

Gangbaarheid

Verwijzingen