Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cof·fee·shop·hou·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord coffeeshophouder coffeeshophouders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de coffeeshophouderm

  1. (beroep) de eigenaar van een gelegenheid waar men softdrugs kan kopen en gebruiken
     Tijdens het 'wietexperiment' moet illegaal geïmporteerde hasj wijken voor door de overheid gecontroleerde 'nederhasj'. Maar het gaat nooit lukken om de kwaliteit van Marokkaanse hasj te evenaren, zegt Joachim Helms, coffeeshophouder en voorzitter van de Bond van Cannabisdetaillisten. "Het is alsof je Franse wijn in Nederland wilt produceren."[1]
     De Nationale ombudsman, Reinier van Zutphen, wil van minister Van der Steur (Justitie) opheldering over de procedure die is gevolgd in de zaak rond de voormalige coffeeshophouder Johan van Laarhoven. De Brabander is in Thailand eind vorig jaar veroordeeld tot een gevangenisstraf van 103 jaar.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Zorgen om ‘staatshasj’ bij coffeeshops én Kamerleden” (Maandag 24 september 2018, 18:02), NOS
  2.   Weblink bron “Ombudsman wil opheldering over Thaise celstraf Van Laarhoven” (Donderdag 15 september 2016, 14:18), NOS