coalitiepartner
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- co·a·li·tie·part·ner
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van coalitie en partner
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | coalitiepartner | coalitiepartners |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de coalitiepartner m
- (politiek) elk van de politieke partijen die samen een regeringscoalitie vormen
- Na een stroom van kritiek stemde de VVD schielijk in met een alternatief voorstel van coalitiepartners CDA, ChristenUnie en D66, waarin benadrukt wordt dat de keuzevrijheid van vrouwen toch echt voorop staat. [1]
Gangbaarheid
- Het woord coalitiepartner staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Volkskrant Hidde Boersma18 januari 2019 Bevolkingsgroei maakt een welvarend en groen Afrika mogelijk