• Uit Proto-Latijn of Proto-Italisch *klāwos 'haak, spijker', een nevenvorm van *klāwis (> Latijn clavis 'sleutel'), uit Indo-Europees *kleh₂u- 'op slot doen', waarvan afgeleid, *kleh₂u-o-, *kleh₂u-i- 'een voorwerp (grendel, spijker of haak) om een deur of poort op slot te doen', vergelijk Oudgrieks κλείς /kleís/ 'sleutel, grendel', Oudslavisch ключь /ključĭ/ 'sleutel of haak (om een deur op slot te doen)'. [1]

clavus

  1. (techniek) spijker
  1. Michiel de Vaan. 2008. Etymological Dictionary of Latin and the other Italic Languages. Leiden - Boston, Brill Publishers: p. 119.