• ci·ne·ma·scope
  • uit het Engesl [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord cinemascope cinemascopes
verkleinwoord

de cinemascopem

  1. breedbeeldfilmprojectie
     Tegenwoordig in kleur en cinemascope en met een heel symfonieorkest in gesynchroniseerd geluid.[2]
  1. cinemascope op website: Etymologiebank.nl
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Zij die dromen doden slapen nooit” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044640496