cichlide
- ci·chli·de
- uit het Latijn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cichlide | cichliden |
verkleinwoord |
de cichlide v
- (straalvinnigen) benaming voor baarsachtigen uit de familie Cichlidae die vooral in de grote meren van Afrika voorkomen
- ▸ Stolk probeert een goed tehuis te vinden voor de vissen die hij opvangt. „We kunnen ze natuurlijk niet allemaal houden.” Tegenwoordig moeten mensen serieus betalen voor de zwaarddragers, goudvissen of cichliden die ze meenemen.[1]
- ▸ De London Zoo roept aquariumhouders wereldwijd op om te kijken of zij een Mangarahara-cichlide hebben rondzwemmen. De dierentuin heeft een vrouwtje nodig om een fokprogramma op te zetten voor het uiterst zeldzame dier.[2]
- Het woord cichlide staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "cichlide" herkend door:
29 % | van de Nederlanders; |
20 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron Theo Haerkens“Vissen in nood kunnen naar een vissenasiel” (01-08-2018), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Weblink bron “Zoo wil prachtig lelijke vis redden” (10-05-2013), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be