• chin·che
enkelvoud meervoud
chinche chinches

chinche v

  1. (halfvleugeligen) wants
  2. bedwants
  3. duimspijker
vervoeging van
chinchar

chinche

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van chinchar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van chinchar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van chinchar