Nederlands

 
chiffonnière
Uitspraak
Woordafbreking
  • chif·fon·ni·è·re
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Frans [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord chiffonnière chiffonnières
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de chiffonnièrev / m

  1. smalle ladekast met hoge poten

Gangbaarheid

56 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen