chaswesjolem
- Geluid: chaswesjolem (hulp, bestand)
- IPA: /ˌxɑswəˈʃoləm/
- chas·we·sjo·lem
- via Jiddisch שלום (chaswesjolem) van Hebreeuws חס ושלום (chas wesjalom), uit Aramees חַס (chas) "erbarmen" en שלום (sjalom) "vrede" met het voorvoegsel ו (we-) "en", dus "(God geve) erbarmen en vrede"[1][2]
chaswesjolem!
- (Jiddisch-Hebreeuws) God beware!
- Het woord 'chaswesjolem' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.