cenotaaf
- ce·no·taaf
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘leeg grafmonument’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cenotaaf | cenotafen |
verkleinwoord | - | - |
- leeg grafmonument voor iemand die elders begraven is of onvindbaar is
- Het woord cenotaaf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "cenotaaf" herkend door:
27 % | van de Nederlanders; |
37 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "cenotaaf" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ cenotaaf op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be