• (IPA in voorbereiding)
  • ca·sar·ca
enkelvoud meervoud
naamwoord casarca casarca's
verkleinwoord casarcaatje casarcaatjes

casarca

  1. (eendvogels) Tadorna ferruginea   een oranjebruine halfgans. De vogel broedt in het noordoosten van Afrika, Zuidoost-Europa, Centraal-Azië en het zuidwesten van China, en overwintert in India en Zuidoost-Azië