buurtpark
- buurt·park
- samenstelling van buurt zn en park zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | buurtpark | buurtparken |
verkleinwoord | buurtparkje | buurtparkjes |
het buurtpark o
- park dat is aangelegd voor de bewoners van een wijk
- ▸ Het enige wat zij aan natuur zullen tegenkomen in het grootste deel van hun leven bestaat uit dat buurtparkje, of wat planten en insecten in een achtertuin.[1]
- ▸ Het buurtpark veranderde in een troosteloze vlakte van modder en water, die 's nachts werd verlicht door het oranje schijnsel van straatlantarens met streeppatronen van de regen.[2]
- Het woord buurtpark staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ “Darwin in de stad” (2018), Atlas Contact , ISBN 9789045036267
- ↑ “De kunst van het reizen” (2002), Atlas Contact , ISBN 9789046703397