Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bui·ten·ge·vel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord buitengevel buitengevels
verkleinwoord buitengeveltje buitengeveltjes

Zelfstandig naamwoord

de buitengevelm

  1. een van de zijden aan de buitenkant van een gebouw
     De woorden "Centraal Station" prijken weer boven de ingang van het treinstation van Rotterdam. Veel inwoners van de stad hadden aangegeven dat ze de letters van het oude station graag zouden terugzien op de buitengevel van het nieuwe gebouw.[1]
     Meer dan 200 brandweerlieden deden ondanks de bittere kou hun best om het pakhuis van de ondergang te redden. Uiteindelijk bleef weinig meer over dan een in ijsgehulde buitengevel.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Rotterdam CS heeft naam terug” (Maandag 25 februari 2013, 19:17), NOS
  2.   Weblink bron “Sculpturen van bevroren bluswater” (Donderdag 24 januari 2013, 19:08), NOS