• brul·lyp
Naar frequentie 2163
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bryllup     bryllupet     bryllup
brylluper  
  bryllupa
bryllupene  
genitief   bryllups     bryllupets     bryllups
bryllupers  
  bryllupas
bryllupenes  

bryllup, o

  1. (maatschappij) bruiloft
  2. (typografie) een foutje in de gedrukte tekst, omdat de zetter één of meerdere woorden tweemaal achter elkaar heeft gezet
  • [1]: holde bryllup
bruiloft houden, trouwen

bryllup

  1. genitief onbepaald onzijdig meervoud van bryllup