brun

  1. (kleur) bruin
    • brun
    • Afkomstig van het Oudnoordse bijvoeglijke naamwoord brúnn
    Naar frequentie 5405
    stellend vergrotend overtreffend
    onbepaald
    (sterk)
    m/v enkelvoud brun brunere brunest
    o enkelvoud brunt
    meervoud brune
    bepaald
    (zwak)
    enkelvoud en
    meervoud
    brune brunere bruneste

    brun

    1. (kleur) bruin
      «Hvordan lager jeg en god brun saus til min datter som har cøliaki.»
      Hoe maak ik een goede bruine saus voor mijn dochter die heeft coeliakie.
    • være brun i huden
    een bruine huid hebben
    • brun saus
    bruine saus
    • brune øyne
    bruine ogen
    • brunt diktatur
    nazi-dictatuur
    • brunt hår
    bruin haar
    • brun
    • Afkomstig van het Oudnoordse bijvoeglijke naamwoord brúnn
    stellend vergrotend overtreffend
    onbepaald
    (sterk)
    m/v enkelvoud brun brunare brunast
    o enkelvoud brunt
    meervoud brune
    bepaald
    (zwak)
    enkelvoud en
    meervoud
    brune brunare brunaste

    brun

    1. (kleur) bruin
    • være brun i huden
    een bruine huid hebben
    • brun saus
    bruine saus
    • brune auga
    bruine ogen
    • brunt diktatur
    nazi-dictatuur
    • brunt hår
    bruin haar