• bru·ke
  • Afkomstig van het Nederduitse woord "bruken".
Naar frequentie 459
vervoeging
onbepaalde wijs bruke
tegenwoordige tijd bruker
verleden tijd brukte
voltooid
deelwoord
brukt
onvoltooid
deelwoord
brukende
lijdende vorm brukes
gebiedende wijs bruk
vervoegingsklasse Klasse 2 zwak
opmerking

bruke

  1. overgankelijk bezigen, gebruiken, verbruiken
    «Ikke bruk myggmidler på barn.»
    Gebruik geen insectwerende middelen in de buurt van kinderen.




  • bru·ke
  • Afkomstig van het Nederduitse woord "bruken".
vervoeging
onbepaalde wijs bruke
bruka
bruke
bruka
tegenwoordige tijd brukar bruker
brukar [1]
verleden tijd bruka brukte
voltooid
deelwoord
bruka brukt
onvoltooid
deelwoord
brukande brukande
lijdende vorm brukast brukast
gebiedende wijs bruk
bruke
bruka
bruk
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak Klasse 2 zwak
opmerking optioneel optioneel

bruke

  1. overgankelijk bezigen, gebruiken, verbruiken

bruke

  1. gebiedende wijs van bruka

bruke

  1. gebiedende wijs van bruke
  1. naar vrije keuze volgens
    Taalhervorming 2012,
    punt 3.4.2 (in het Noors)