brooddronkenheid
- brood·dron·ken·heid
- geen meervoud, afgeleid van brooddronken met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | brooddronkenheid | - |
verkleinwoord | - | - |
- het brooddronken zijn
- Het woord brooddronkenheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.