breidelen
- brei·de·len
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
breidelen |
breidelde |
gebreideld |
zwak -d | volledig |
breidelen
- overgankelijk (paardrijden) een paard een breidel aandoen
- overgankelijk dienstbaar of onderhorig maken
- De pers werd gebreideld en alle openbare discussie over de grieven tot een hachelijke zaak gemaakt.
- Het woord breidelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "breidelen" herkend door:
69 % | van de Nederlanders; |
67 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be