break-up
- break-·up
- Leenwoord uit het Engels
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | break-up | break-ups |
verkleinwoord | - | - |
de break-up m
- het opbreken
- het splitsen van een concern in onderdelen die als zelfstandige ondernemingen verder gaan
- Het woord break-up staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
(samenkoppeling) van break en up
enkelvoud | meervoud |
---|---|
break-up | break-ups |
break-up
- Spellingsvariant van breakup