brassicole
- bras·si·co·le
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk / vrouwelijk |
brassicole | brassicoles |
brassicole
- die zich bezig houdt met het brouwen van bier.
- «En France, on cultive le houblon dans 6 ou 7 départements spécialisés, fertiles et brassicoles, situés dans la partie nord et est du pays.»
- In Frankrijk teelt men hop in 6 à 7 gespecialiseerde, vruchtbare en bierbrouwende departementen, gelegen in het noorden en het oosten van het land.
- «En France, on cultive le houblon dans 6 ou 7 départements spécialisés, fertiles et brassicoles, situés dans la partie nord et est du pays.»
- die te maken heeft met de bierbrouwerij en -industrie.
- «Un dictionnaire de termes brassicoles.»
- Een woordenboek met termen uit de brouwerij.
- «Un dictionnaire de termes brassicoles.»
- geschikt om bier van te maken.
- «Orges brassicoles.»
- Gerstsoorten waarvan men bier kan brouwen.
- «Orges brassicoles.»