brandgevaarlijkheid
- brand·ge·vaar·lijk·heid
- afleiding van brandgevaarlijk met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | brandgevaarlijkheid | |
verkleinwoord |
de brandgevaarlijkheid v
- de mate waarin iets makkelijk vlam kan vatten
- ▸ In zijn brief benadrukt Knops dat er gezamenlijk een "uiterste poging" gedaan moet worden om de geplande verhuizing mogelijk te maken. Knops zegt dat het historische Binnenhof-complex snel gerenoveerd moet worden, vanwege de brandgevaarlijkheid van het pand. De Haagse brandweer gedoogt de situatie nu, maar dat kan niet langer doorgaan. Ook heeft de verbouwing van de tijdelijke huisvesting al 160 miljoen euro gekost, zo staat in Knops' brief.[1]
- Het woord 'brandgevaarlijkheid' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Kamer wil Binnenhof alleen verlaten voor coronaproof-gebouw, Knops boos” (Dinsdag 6 oktober 2020, 14:57), NOS