brandgevaarlijkheid

  • brand·ge·vaar·lijk·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord brandgevaarlijkheid
verkleinwoord

de brandgevaarlijkheidv

  1. de mate waarin iets makkelijk vlam kan vatten
     In zijn brief benadrukt Knops dat er gezamenlijk een "uiterste poging" gedaan moet worden om de geplande verhuizing mogelijk te maken. Knops zegt dat het historische Binnenhof-complex snel gerenoveerd moet worden, vanwege de brandgevaarlijkheid van het pand. De Haagse brandweer gedoogt de situatie nu, maar dat kan niet langer doorgaan. Ook heeft de verbouwing van de tijdelijke huisvesting al 160 miljoen euro gekost, zo staat in Knops' brief.[1]


  1.   Weblink bron “Kamer wil Binnenhof alleen verlaten voor coronaproof-gebouw, Knops boos” (Dinsdag 6 oktober 2020, 14:57), NOS