Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bracht bin·nen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
binnenbrengen

bracht binnen

  1. enkelvoud verleden tijd van binnenbrengen
    • Ik bracht binnen. 
    • Jij bracht binnen. 
    • Hij, zij, het bracht binnen. 


Gangbaarheid