Italiaans

Uitspraak
Woordafbreking
  • brac·cio
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
il braccio le braccia

Zelfstandig naamwoord

braccio m

  1. (anatomie) arm
    «Infilò un braccio nell'apertura.»
    Hij stak een arm in de opening.
    «Il cane gli saltò in braccio
    De hond sprong in zijn armen.
    «Prese il bimbo tra le braccia
    Hij nam het kind in zijn armen.
  2. vadem
    «Le braccia venivano utilizzate per la misura delle profondità marine.»
    Vadems werden gebruikt om de diepte van de zee te meten.
enkelvoud meervoud
il braccio i bracci

Zelfstandig naamwoord

braccio m

  1. zeearm
    «Durante il Cenozoico, un braccio del mare Adriatico sommergeva l'intera pianura padana.»
    Tijdens het Cenozoïcum bevloeide een arm van de Adriatische Zee heel de Povlakte.
  2. arm van een kandelaar
    «Il lume aveva un braccio spento.»
    Een arm van de kandelaar was uitgegaan.
    «Cambiò le lampade a tutti i bracci
    Hij verving de lampen aan alle armen.
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Hyperoniemen
Hyponiemen