• bo·ven·baas
enkelvoud meervoud
naamwoord bovenbaas bovenbazen
verkleinwoord

de bovenbaasm

  1. iemand die uikteindelijk de beslissingen neemt
     Een portret van André Bolhuis, de bovenbaas van NOC*NSF[2]
     - UCI-bovenbaas Pat MacQuaid bevestigt dat hij Landis, in 2006, heeft aangeraden snel de echte waarheid te vertellen. "Kom niet aan met series ontkenningen", was het voorstel van de Ier. Landis maakte geen gebruik van het aanbod van de UCI, en bleef vier jaar liegen.[3]


  1. bovenbaas op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron “Een portret van André Bolhuis, de bovenbaas van NOC*NSF” (Vrijdag 5 augustus 2016, 21:07), NOS
  3.   Weblink bron “De aswolk uit Californië” (Vrijdag 21 mei 2010, 19:15), NOS