Engels

Uitspraak
Woordafbreking
  • botch
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig uit het Middelengels
enkelvoud meervoud
botch botches

Zelfstandig naamwoord

botch

  1. knoeiwerk; bijvoeglijk vertaald: mislukt (zie voorbeeldzin)
    «A suicide bomber was killed in a botch attack in southern Kandahar province this morning, police said Sunday.»
    Een zelfmoordterrorist werd gedood in een mislukte aanslag in de zuidelijke provincie Kandahar vanmorgen, zei de politie zondag.
Uitdrukkingen en gezegden
  • botch attack
een mislukte aanslag
vervoeging
onbepaalde wijs to  botch 
he/she/it  botches 
verleden tijd  botched 
voltooid
deelwoord
 botched 
onvoltooid
deelwoord
 botching 
gebiedende wijs  botch 

Werkwoord

botch

  1. overgankelijk broddelen, prutsen, verprutsen, verknoeien