Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bor·rel·den op
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
opborrelen

borrelden (…) op

  1. meervoud verleden tijd van opborrelen
    • Wij borrelden op. 
    • Jullie borrelden op. 
    • Zij borrelden op. 

Gangbaarheid