boeter
- boe·ter
- naamwoord van handeling van boeten met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boeter | boeters |
verkleinwoord |
de boeter m
- (beroep) iemand die netten maakt of herstelt
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "boeter" herkend door:
41 % | van de Nederlanders; |
32 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be