• boen·der
enkelvoud meervoud
naamwoord boender boenders
verkleinwoord boendertje boendertjes

de boenderm

  1. stevige borstel waarmee geschrobd kan worden
    • Geef me die boender eens aan. 
76 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


stamtijd
infinitief voltooid
deelwoord
boender
geboender
volledig

boender

  1. uitgooien, verwijderen
    «Word die Grieke uit die euro geboender
    Worden de Grieken uit de euro gegooid?