Nederlands

 
boekenrek
Uitspraak
Woordafbreking
  • boe·ken·rek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boekenrek boekenrekken
verkleinwoord boekenrekje boekenrekjes

Zelfstandig naamwoord

het boekenreko

  1. eenvoudige boekenkast zonder achterschot waarin je o.a. boeken kunt opbergen
    • Ik heb in de woonkamer een eenvoudig boekenrek gemaakt dat geklemd staat tussen twee muren. 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen