blikten vooruit
- blik·ten voor·uit
vervoeging van |
---|
vooruitblikken |
blikten vooruit
- meervoud verleden tijd van vooruitblikken
- Wij blikten vooruit.
- Jullie blikten vooruit.
- Zij blikten vooruit.
- Wij blikten vooruit.
- Het woord blikten vooruit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.