• blek
enkelvoud meervoud
naamwoord blek blekken
verkleinwoord blekje blekjes

het bleko

  1. lapje leer
  2. vlek
vervoeging van
blekken

blek

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blekken
    • Ik blek. 
  2. gebiedende wijs van blekken
    • Blek! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blekken
    • Blek je? 
12 % van de Nederlanders;
23 % van de Vlamingen.[3]