Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bleef uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitblijven

bleef uit

  1. enkelvoud verleden tijd van uitblijven
    • Ik bleef uit. 
    • Jij bleef uit. 
    • Hij, zij, het bleef uit. 


Gangbaarheid